- spel
- {{spel}}{{/term}}1 [algemeen]jeu 〈m.〉2 [partij, wedstrijd] partie 〈v.〉⇒ jeu3 [toneelstuk] pièce 〈v.〉♦voorbeelden:1 het spel van wind en golven • le jeu du vent et des vagueseerlijk spel • fair-play 〈 〈m.〉〉gevaarlijk spel spelen • jouer un jeu dangereuxgewaagd, grof, hoog spel spelen • jouer gros jeuvals spel • tricherie 〈 〈v.〉〉zijn verbeelding vrij spel laten • donner libre cours à son imaginationiemand vrij spel laten • laisser le champ libre à qn.vrij spel hebben • avoir les mains libreshet spel heeft nu wel lang genoeg geduurd • le manège a assez durédit paneel heeft te veel spel • ce panneau a trop de jeuhij maakt van alles een spel • il prend tout à la légère〈figuurlijk〉 een spel met iemand spelen • se payer la tête de qn.een fraai uitgevoerd spel • un jeu joliment faitiets op het spel zetten • mettre qc. en jeu 〈ook figuurlijk〉〈spreekwoord〉 ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde • malheureux au jeu, heureux en amour2 gelijk spel • match nuleen mooi spel hebben • avoir un beau jeude Olympische Spelen • les Jeux olympiques (<afkorting> J.O.)het spel gewonnen geven • abandonner la partie〈figuurlijk〉 gewonnen spel hebben • avoir partie gagnéehet spel in handen hebben • 〈letterlijk en figuurlijk〉 mener le jeuhet spel winnen • gagner la partie〈figuurlijk〉 het spel is uit • la plaisanterie est finieeen spel van drie uur • une partie de trois heures¶ een spel van kat en muis spelen • jouer avec qn. comme un chat avec une sourisbuiten spel blijven • rester sur la touchein het spel zijn • être en jeuer is een vergissing in het spel • il y a (un) malentendualles op het spel zetten • risquer le tout pour le toutuw toekomst staat op het spel • il y va de votre avenir
Deens-Russisch woordenboek. 2015.